Cees Buddingh

 

 

BALLADE VAN DE PANTIPPEL

 

De pantippel werd geboren

Op een mooie dag in mei,

Met een arendsneus van voren

En een ezelsoor opzij.

 

Toen hij nauwlijks dertien jaar was

Zond zijn moeder hem naar zee,

En omdat hij niet goed gaar was

Ging zijn vader met hem mee.

 

Op 'De wijlen Christoph Wieland'

Monsterden zij monter aan,

Doch het schip is reeds voor Vlieland

In een noorderstorm vergaan.

 

't Laatste wat de meeuwen zagen

Was een zachtgeel ezelsoor,

Flappend in de regenvlagen -

Toen ging ook dat oor teloor.

 

(uit: Gedichten 1983-1970, 1979)    >>>