Luuk Gruwez

 

 

 

OUDEJAARSBEDE

 

ook als wat komen moet mistroostig stemt

en wij verhuizen naar elkanders dakloosheid,

jaar in jaar uit, van thuis naar nooit meer thuis,

vergaar me, draag me, raak me niet meer kwijt.

 

zo waakzaam immers konden wij bewaren

wat eens geweest was, en de lijfelijke zwier

waarmee we letterlijk haast stierven van plezier

en vonden dat wij nooit genoeg gestorven waren.

 

en ook van droefheid droegen wij de elegantste dracht

alsof alleen het dwarrelen van sneeuw ons tooide,

en aan verlangen greep een winterlandschap plaats

dat zich voor ons tot weerloos ledikant ontplooide.

 

 

(uit: Een huis om dakloos in te zijn, 1981)