J.C. Bloem

 

 

DE GELATENE

 

Ik open ‘t raam en laat het najaar binnen,

Het onuitsprekelijke, het van weleer

En van altijd. Als ik één ding begeer

Is het: dit tot het laatste te beminnen.

 

Er was in ‘t leven niet heel veel te winnen.

Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,

Als men zich op het wereldoude zeer

Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.

 

Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd

Hunkren naar onverganklijke beminden,

En eenzaamheid is dan gemis en pijn.

 

Dat is voorbij, zoals het leven haast. 

Maar in alleen zijn is nu rust te vinden,

En dan: ‘t had zoveel erger kunnen zijn.

 

(uit: Verzamelde gedichten, 1979)