Hans Warren

 

 

JOHANNES PRODOMOS

 

Aan de rand der woestijn, op het tijdloos fond

van goudstof vòòr de avondval

rees de donkere engel, de hevige man

met bittere vleugels en ruige leden, 

de zengende ogen op mij gericht.

De schaduw van zijn machtige wieken

doofde mijn laatste licht.

In glanzende veren, in zwarte lokken

verward heb ik lief

in de ijle lucht, in de brandende nacht

Johannes, een vogelmens.

 

(uit: Tussen hybris en vergaan, 1969)    >>>