M. Vasalis

 

 

FANFARE-CORPS

 

De lucht scheen blinkend door de blaren,

bleek en volmaakt als glas geslepen.

Met vaste manlijke gebaren

werden de horens aangegrepen,

en luidkeels, zonder enig schromen

spoot de muziek tussen de bomen;

heldhaftig, trots. Een onverbloemde

voor elk verstaanbare muziek,

die aan het ademloos publiek

ieder gevoel met name noemde.

En even plots werd dit geklater

gedempt, twee koopren kelen weenden....

- over het donkergroene water

gleden twee smalle witte eenden

geluidloos als een droombeeld voort -

De horens, smekend en gesmoord

schenen hen dringend iets te vragen,

hen volgend met haast menslijk klagen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een warm en onverwacht verdriet,

eerbied voor de gewoonste dingen,

neiging om hardop mee te zingen,

en dan te huilen om dit lied

ontstond in mijn verwend gemoed.

Ik voelde me bedroefd en goed.  

 

(uit: Parken en woestijnen, 1940)

 

>>>