Jac. van Hattum

 

 

OMA

 

Zij had een glazen bol, waarin het altijd sneeuwde:

twee kinderen gingen daar; ik dacht, dat ik het was

met nog een ander kind, bei' van zo breekbaar glas,

dat ik soms in mijn droom nog om erbarmen schreeuwde.

 

Een witte woestenij; wij, in gekleurde kleren,

ik en dat vreemde kind; en oma hield ons vast,

ik heb de glazen wand in doodsangst afgetast

en zocht een vogelklauw in bange droom te weren.

 

Toen oma later vroeg, waarom ik niet ging trouwen,

wees ik haar op de bol, waarin de sneeuwstorm joeg;

't was sedertdien, dat zij mij nooit meer daarnaar vroeg

en ik verbind nog steeds de blizzard en de vrouwen.

 

(uit: Verzamelde gedichten, 1954)

 

 

>>>