Willem de Mérode
DE JONGE ZEEUW
Hij is een boer, maar hij is mooi.
In al zijn jeugdige ouderwetsheid
Is er geen zweem van vaag- of fletsheid,
Want alles is van 't best allooi:
Het zwarte pak, de zwarte hoed,
Zijn gouden haar en gouden knopen,
't Bestikte hemdsboord omhooggekropen,
Staat alles fleurig en is goed.
Alleen - zijn buis is niet meer wijd
Genoeg voor het geweld der schoeren.
De stijve klepbroek knelt zijn stoere
Schier manlijke volwassenheid.
Maar hij lacht kalm en weet bescheid
Van 't wonder dat zich gaat volvoeren.
(uit: Verzamelde Gedichten, 1987)
>>>