Rutger Kopland

 

 

DE MOEDER HET WATER

 

Ik ging naar moeder om haar terug te zien.

Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en

leeg, als keek zij naar de verre overzijde

van een water, niet naar mij. Ik dacht, misschien

 

-toen ik daar stond op het gazon, pilsje gedronken

in de kantine van 't verpleegtehuis, de tijd

ging langzaam in die godvergeten eenzaamheid-

misschien zou 't goed zijn als nu psalmen klonken.

 

Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roer-

loos stond in 't gras, alleen haar dunne haren

bewogen nog een beetje in de wind, als voer

 

zij over stille waatren naar een oneindig daar en 

later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer

Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.

 

(Dit is een variant op: De moeder de vrouw van Martinus Nijhoff)

 

>>>