Willem van Toorn

 

 

Alle bomen zijn dood

in de dorpslaan. Er staat winter

klaar om zijn werk te beginnen.

Nog heeft hij niet ontbloot

 

de witte zeis van het einde

van weer een jaar: hagel, sneeuw en 

ijs. Maar zijn hand op de schede

ligt al gereed. Nu rijden

 

de boerenwagens naar een groot

hooibed voor een slaap van maanden,

vol dromen met de gil van hazen

na het hagelheet lood.

 

Er hangt een zeis in het licht

geslepen, een jager loerend

op ons hart. slaap, doe het

dorp alstublieft dicht.

 

(uit 'Herhaalde wandeling', 1977)

 

>>>