Jan van Nijlen

 

 

VOORJAAR

 

'k Heb u zo vroeg, fris voorjaar, niet verwacht,

gij stoot de vensters van mijn woning open,

(woning is veel gezegd!) waar ik u wacht,

en gij gaat vluchten, 'k hoor u verder lopen.

 

Goedaardige lente, voor de laatste maal

wellicht bezoekt ge uw ouden, zieken makker.

Wees niet verbaasd, mijn aangezicht is vaal,

mijn oog staart dof langs den prilgroenen akker

 

en zoekt... Wij zijn toch altijd kameraden

van jaar tot jaar, door 't leven heen, geweest;

steeds voor 'k u zag had ik uw komst geraden

in 't lieve licht dat troost brengt en geneest.

 

Leg voor de laatste maal uw jonge hoofd

naast mijn verdord gelaat op 't koele laken!...

We moeten allemaal eenmaal verzaken

aan 't leven, - maar in u heb ik geloofd.

 

(uit: Verzamelde gedichten 1903-1964, 1979)    >>>