Willem Kloos

 

 

 

Ik ween om bloemen in den knop gebroken

En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,

Ik ween om liefde die niet is ontloken,

En om mijn harte dat niet werd verstaan.

 

Gij kwaamt, en 'k wist - gij zijt weer heengegaan...

Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:

Ik zat weer roerloos nà dien korten waan

In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:

 

Zo als een vogel in den stillen nacht

Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit.

En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,

 

Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,

Is het weer donker, en slechts droevig vloeit

Door 't sluimerend geblaêrte een zwakke klacht.

 

(uit: Verzen, 1902)    >>>