Piet Paaltjens

 

 

Hoor ik op Sempre een waldhoorn,

Of ook wel een Turksche trom,

Dan moet ik zoo bitter weenen;

En -ik weet zelf niet waarom.

Vraagt een der werkende leden:

'Hoe kan een Turksche trom

Of een waldhoorn u zoo roeren?'-

Dan weet ik zelf niet waarom.

Is 't wijl in beetre dagen

een vriend de Turksche trom

Niet onverdienstlijk bespeelde?-

Ach, ik weet zelf niet waarom.

 

(uit: Snikken en grimlachjes, 1867)

 

 >>>