Koos Geerds
Doodzelden stopte bij het dorp de trein-
Dat was als iemand uit dit leven wilde
en zo de rails was opgestapt.
Dan werd het overblijfsel weggehaald,
waar kracht en vorm uit was geweken.
En heel het dorp verlamde in de strop
die deze man of vrouw fataal geworden was.
Zo'n lijk begraven was al zwaar,
maar dan de ziel, die naar verlossing zocht
en als een geest bleef waren door het dorp
en waar geen tong of taal voor was.
Daar was geen plaats voor hovaardij:
voorwaar, de mensen, arm of rijk,
zijn aan een ademtocht gelijk,
als God hen in Zijn schaal gaat wegen.
(uit: Staphorst, 1998) >>>