Hans Warren
HIER
Ach, eens, in Rome, bij het Colosseum,
bij volle maan, bij het gefluister in de nissen,
kou van een zwarte herfst, ach eens,
jij een skelet, ik een skelet, waar was het vlees
dat jou zo mooi maakte; een klein skelet, jij,
vol breuken in de botten, en ik
ook niet veel zaaks, een stuk prothese
was in mijn kakementen blijven hangen.
Ik zag ons gaan door licht en schaduw
of ik toeschouwer was, de tijd was weg,
maar in de nissen waar gelokt,
gepaard, gemoord werd, zong een jongen
verzen van liefde haat en dood die eens
uit ons gegroeid waren toen steen nog rots,
het bed nog boom, het reptiel nog vogel
worden moest. Ach eens, hoe oud zijn wij
in deze stad van bovenmenselijk formaat
in deze maan, in dit skelet, in deze geest -
Groei je nog naar me toe, bekleed je weer met vlees,
met prachtige lippen, zoen me, zuig me in,
de wind klaagt langs de muren; leid me door
al dit gebedel om leven en liefde,
hier mag het zijn, ik ben bereid.
(uit: Verzamelde gedichten, 1941-1981) >>>