Han G. Hoekstra
OP EEN AVOND
Gij zijt er op een avond, want een vrouw
liet u ontglippen aan haar moede schoot,
die onder pijnen opende en sloot
bitter of blij over wat komen zou.
Gij zijt er, en der avonden getal
vermeerdert, en ge leeft tussen wat leeft,
bij mens en dier, bij al wat adem heeft
bitter of blij over wat komen zal.
Gij zijt er, en het leven leert zijn leer,
ge stoot er overal op goed en slecht,
op dingen waar men tot het eind voor vecht
En op een avond zijt gij er niet meer.
(uit; Verzamelde gedichten, 1972)
>>>