Hans Warren
FRÜHLINGS ERWACHEN
Nog steeds heeft de ervaring niets geleerd,
nog kan hij door de lentewouden dwalen
zoals een jongen die verwacht en niet weet wat,
achter die bomen straks die ene of dat ene;
vogels en ruisen, vreugdevol verlangen,
vermengd met droefenis, vermoeden van
een onbereikbaarheid.
Hij weet nu toch wel: nimmer zal dit komen,
het scheerde langs, heel even, lang geleden,
voorbij genoeg om saam te vallen met
wat jongens dromen in de lente, onder bomen
vol ruisen, vogelzang en liefdessagen.
En toch, kan het nog komen, of zal dit
onnoembare als 't leven zelf wijkt vluchten
een toekomst in, geluk, verrukte zucht,
zoals hij warm werd voor dat hij bewust
door lentewouden liep, mogelijk in een leven
dat men geen leven noemt?
(uit: Verzamelde gedichten, 1941-1981)